22 februari 2017 784 woorden, 4 min. gelezen

Wanneer crasht het IoT (Internet of Things)?

Door Pierre-Nicolas Schwab Gepromoveerd in marketing, directeur van IntoTheMinds
In januari nam ik deel aan de eerste dag van de Unconvention (Engels) in Brussel. Wat ik er zag en hoorde deed me nadenken over de echte waarde van innovatie, over datgene wat de consument overhoudt aan het gebruik van […]

In januari nam ik deel aan de eerste dag van de Unconvention (Engels) in Brussel. Wat ik er zag en hoorde deed me nadenken over de echte waarde van innovatie, over datgene wat de consument overhoudt aan het gebruik van zogenaamde innovatieve producten en diensten.

Porto, een ultra-geconnecteerde smart city 

Eén van de sprekers had het in zijn keynote over een project van IoT (Internet of Things) in Porto, een stad waar zowat overal sensoren zijn geplaatst om het beheer effectiever en het leven aangenamer te maken. Zo meten sensoren bijvoorbeeld de vervuilende uitstoot (ozon en CO2) en worden ze geconnecteerd met wifi in de bussen om data door te stralen. Meer dan 100 vuilniscontainers bevatten sensoren om de hoeveelhuid vuil te meten en de lokale en helpen de overheid zo om de trajecten van vuilniswagens te optimaliseren. Deze sensoren versturen dagelijks 722 Mb aan gegevens.

Sensoren waarvoor?

Het klinkt geweldig, niet? Echte vooruitgang. Een intelligente stad (“smart city”) vol met verbonden sensoren voor een beter beheer en betere levensomstandigheden. Wel, voor mij is de term “smart city” de zoveelste hype,  een buzzword zoals ook “IoT” (Internet der dingen) en “Big Data” dat kunnen zijn. Velen noemen zich specialist erin, anderen eisen het op, maar in werkelijkheid weet niemand hoe je er waarde mee kan creëren voor de consument of burger. Er zijn natuurlijk uitzonderingen. Sommige sensoren zijn zeker nuttig en worden al op grote schaal gebruikt (rooksensoren bijvoorbeeld). Maar laten we een kat een kat noemen; de meeste sensoren vandaag de dag maken deel uit van toepassingen die maar weinig echte toegevoegde waarde hebben voor de gebruiker. In het beste geval voor enkele zeldzame technofielen.

Is het IoT werkelijk waardevol voor de eindgebruiker?

Laten we teruggaan naar het goede oude Porto. Bij de voorstelling stelde ik me de volgende vraag. De theorie klinkt verleidelijk, het praktische gebruik aantrekkelijk, maar wat is de netto toegevoegde van deze technologie? Gaan die duizenden, allemaal met elkaar verbonden, sensoren uiteindelijk meer waarde creëren dan ze er vernietigen? Waarom niet meer vertrouwen hebben in het menselijke gedrag en  het gezond verstand in plaats van alles te willen automatiseren. Is de mens dan zo onbekwaam?

Uiteindelijk moeten we ermee rekening houden dat alles een kostprijs heeft. Deze technologische overvloed draagt een kostprijs die de gemeenschap moet betalen: het materiaal, de software, de R&D-inspanningen, het onderhoud van de complexe informaticasystemen. Vindt u niet dat we het risico lopen om overheidsgeld te verspillen aan een eerder mager resultaat? Riskeren we dat we dingen die nu al goed lopen gewoon lichtjes worden verbeterd ? Wat is het verschil tussen een vuilniswagen die voor de helft of voor ¾ gevuld is?

 

Geconnecteerde objecten: het bloedbad van waardeloze innovaties

Het geval van Porto, een stad die ervan droomt een “smart city” te zijn, is symptomatisch voor het gebrek aan aandacht dat uitvinders besteden aan de netto toegevoegde waarde van technologie in het algemeen en van het IoT in het bijzonder. De meeste geconnecteerde objecten mislukken. GfK voorspelde  dat elk huishouden tegen 2020 30 geconnecteerde objecten zou bevatten (Frans)en Gartner voorspelde in zijn kristallen bol 26 miljard geconnecteerde objecten tegen 2020 (Engels). Allemaal fout. De meeste geconnecteerde objecten op de markt vandaag beantwoorden aan de micro-behoeften van micro-segmenten; ze werden gemaakt door geeks en nerds die vergeten hun kosten te optimaliseren om hun producten te verkopen en die een gebrek hebben aan marketingervaring. Wie heeft er nood aan geconnecteerde objecten van 200 euro, die na enkele weken uiteindelijk toch in een lade eindigen. Het enige product dat intussen is ingeburgerd is de geconnecteerde horloge; en zelfs in die categorie is de verkoop teleurstellend. Het is helemaal geen massaproduct. En dat zal het niet worden zolang het niet kan functioneren zonder voortdurend verbonden te moeten zijn met een smartphone. Tel daarbij de problemen met veiligheid (of het totaal gebrek aan beveiliging) van geconnecteerde objecten en u begrijp dat we nog veraf zijn van een massamarkt.

Conclusie

De markt van het IOT en geconnecteerde objecten is een grot van Alibaba vol met nutteloze voorwerpen, die zelfs met moeite erin slagen om de allervroegste « early adopters » te verleiden.  Deze producten mislukken, zoals ook de eerste pogingen om ultra-geconnecteerde intelligente steden te creëren zullen mislukken, omdat de nettowaarde laag en zelfs negatief is. Dit alles is een technologisch spookbeeld, een droom die de technologieproducenten proberen te “verkopen” aan early adopters en naïeve investeerders, zoals in de goede tijd van het internet.
We spreken af in 2020 en zullen zien of de voorspellingen van GfK en Gartner uitkomen. Als u in afwachting daarvan echt iets waardevols wil creëren voor de eindgebruiker, zet dan in op een marktonderzoek (Engels).

 Image : shutterstock



Posted in Innovation, Marketing.

Plaats uw mening

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *